Hypoglykemie

Een hypo

Bij een hypoglykemie (= hypo) is er te weinig glucose in je bloed. De bloedglucosewaarde is 3,9 mmol/l of lager. Meestal voel je dat je te laag zit, maar je kunt het ook meten door je bloedglucose te controleren.

Wanneer kun je een hypo krijgen?:

Als je teveel insuline spuit/bolust met pomp.
Als je te weinig of te laat eet.
Als je gaat sporten of meer in beweging bent.
Als de insuline te snel opgenomen wordt bijvoorbeeld bij warm weer, sauna of spuitplaatsen.
Bij alcohol gebruik.

Hoe herken je een hypo?

Je lichaam gaat waarschuwingssignalen geven. Deze kunnen bij iedereen verschillend zijn. Soms heb je maar 1 of 2 signalen, andere hebben er meer. Je leert dit bij jezelf te herkennen. Er zijn ook momenten dat je erg geconcentreerd bezig bent waardoor je de eerste signalen niet goed opmerkt en hierdoor een ander signaal krijgt zodat je kunt reageren.

Wat toe doen bij een hypo?

Hypoadvies bij insulinepen en manuele pomp

Hypoadvies bij Hybrid Closed Loop pomp

In een glucosetablet (Dextro Energy) zit 3 gram koolhydraten. Probeer een glas water erbij te drinken voor een snellere werking van de Dextro.
Bij pen/manuele pomp: Als de volgende maaltijd nog lang duurt, eet dan een kleinigheid extra van ongeveer 10 á 15 gram koolhydraten, bijvoorbeeld 1 Evergreen of Sultana, 1 snee brood met hartig beleg of 2 volkoren crackers of beschuiten met hartig beleg.
Bij Hybrid Closed Loop pomp: per situatie en per persoon kan het verschillend kan zijn. Als je wil eten bij een hypo, naast de dextro/limo, dan zullen de koolhydraten van de langzame koolhydraten in de pomp ingevoerd moeten worden. Per pomp is de manier waarop verschillend en zal dit met de Kinderdiabetesverpleegkundige besproken worden.
Kijk na 30 minuten hoe de bloedglucosewaarde is. Als je bloedglucosewaarde dan nog steeds te laag is, kun je het beste nog een keer Dextro pakken of iets drinken met suiker.
Ben je niet in staat te eten of te drinken omdat je niet goed reageert, dan kan iemand het alarmnummer 112 bellen. Als er een injectie Glucagen of Ogluco of een neusspray Baqsimi aanwezig is, kan deze ook door iemand worden toegediend (zie instructie Glucagen en Baqsimi).
Probeer altijd te achterhalen wat de oorzaak is geweest van de hypoglycaemie zodat je hier een volgende keer rekening mee kunt houden.

Wat kies je als snelwerkende koolhydraten?

Glucageninjectie en Baqsimi neusspray

Deze gebruikt iemand uit de omgeving bij ernstige hypoglykemie, wanneer het kind niet meer in staat is adequaat te slikken.
Bij een hypo waarbij iemand niet meer in staat is om te eten of te drinken, zijn er twee manieren waarop glucagon toegediend kan worden. De Glucagen®injectie en de Baqsimi®neusspray. De neusspray is alleen te gebruiken voor kinderen vanaf 4 jaar.

In de lever en spieren is een beperkte hoeveelheid glycogeen opgeslagen. Door toediening van glucagon wordt glycogeen omgezet in glucose, waardoor de bloedglucosespiegel stijgt.

Bij een ernstige hypoglykemie bestaat de mogelijkheid dat er na een injectie GlucaGen® of na het toedienen van de Baqsimi®neusspray geen of onvoldoende verbetering van de situatie ontstaat door onvoldoende glycogeen voorraad. Een tweede injectie of spray heeft dan geen zin. Het is dan noodzakelijk dat er een glucoseoplossing wordt toegediend door de arts of ambulance verpleegkundige.

GlucaGen® is alleen verkrijgbaar op recept.

De GlucaGen® aquaject verpakking is een verpakking met daarin:

Een flacon met 1 mg GlucaGen® poeder;
Een voorgevulde spuit met oplosmiddel (gedestilleerd water);
Een in de deksel bevestigde gebruiksaanwijzing;

GlucaGen® dient in een spier (intramusculair) toegediend te worden, om de bloedglucosewaarde te doen stijgen. Dit medicijn moet in de koelkast bewaard worden.
Instructie voor het toedienen van een Glucagen® injectie wordt gegeven door de Kinderdiabetesverpleegkundige aan het kind, ouders/begeleiders of andere betrokkenen als hier indicatie voor is.

Instructie GlucaGen®

Oplossen van de poeder, door middel van de bijgeleverde spuit met gedistilleerd water.

Verwijder de oranje dop van de flacon. Verwijder het beschermkapje van de naald en prik deze door het rubberen afdekplaatje van de flacon;
Injecteer alle oplosmiddelen in de flacon en zwenk deze op en neer (zonder de naald eruit te halen) totdat de GlucaGen® volledig is opgelost en de oplossing helder is geworden;Verwijder de oranje dop van de flacon. Verwijder het beschermkapje van de naald en prik deze door het rubberen afdekplaatje van de flacon;
Zuig alle vloeistof op door de zuigerstang terug te trekken;
Pak vervolgens een brede plooi van het dijbeen, of bil van de patiënt en breng de naald in zijn geheel in en druk de spuit met Glucagen® volledig leeg. (Bij personen met een lichaamsgewicht van 25 kg of minder slechts de helft toedienen);
Over het algemeen geldt dat GlucaGen® overal in de spieren geïnjecteerd kan worden, echter het bovenbeen geniet de voorkeur en is snel bereikbaar.

De werking van de Baqsimi®neusspray is gelijk aan die van de Glucagen®injectie.

Instructie Baqsimi®neusspray

Verwijder de folie door aan de rode strip te trekken.
Open het deksel en haal de verpakking uit de koker. wijder de folie door aan de rode strip te trekken.
Houd de verpakking voor eenmalig gebruik vast tussen de vingers en de duim. Druk de zuiger niet in voor het inbrengen.
Breng de tip voorzichtig in een neusgat tot de vinger de buitenkant van de neus raakt.
Druk de zuiger helemaal in met uw duim. De dosis is volledig toegediend als de groene lijn niet langer zichtbaar is op de zuiger

Stappen na het toedienen van de GlucaGen® injectie of de Baqsimi®neusspray

Na de GlucaGen® injectie of de Baqsimi®neusspray zal het kind binnen 10 à 15 minuten bijkomen uit de hypoglykemie
Nadat het kind is bijgekomen uit de hypoglykemie direct glucose toedienen d.m.v. dextro’s of ranja. (zie protocol hypoglykemie)
Oorzaak opsporen van de ernstige hypoglykemie om eventuele herhaling te voorkomen en indien nodig de insulinedosis aanpassen.
In sommige ziekenhuizen wordt er motilium gegeven i.v.m. misselijkheid na het geven van de GlucaGen® of Baqsimi®.

Indien er glucagon gebruikt is, dan dit altijd direct doorgeven aan het behandelend Kinderdiabetesteam of dienstdoende kinderarts.