Hoe spuit je insuline

Instructie hoe de insuline met de insulinepen te injecteren wordt gegeven door de kinderdiabetesverpleegkundige of een verpleegkundige op de afdeling.

De stappen van het insuline spuiten:

  1. Klaar leggen: gevulde insulinepen, naald, naalden container.
  2. Zorg voor schone handen.
  3. Naaldje op de pen draaien of klikken.
  4. Voor iedere injectie de pen ontluchten; speciaal hierop letten na het vervangen van de penfill en bij een dosering minder dan 4 eenheden insuline.  (zie voor vervangen penfill gebruiksaanwijzing pen).
    • stel 1-2 eenheden in met de insulinepen.
    • houd de insulinepen rechtop met naald naar boven en tik zachtjes tegen het insulinereservoir.
    • duw de drukknop helemaal in totdat er een aantal druppels insuline boven aan de naald verschijnt, eventueel enkele malen herhalen.
    • de pen is nu klaar voor gebruik.
  5. Stel de pen in op de te geven dosis (volgens insulineschema).
  6. Kies de spuitplaats uit, desinfecteren van de huid hoeft niet, infectiegevaar is nihil.
  7. Let op: Houd de pen in de palm van de hand met de duim op de drukknop, het inprikken van de naald en het inspuiten van de insuline kun je in één keer doen.
  8. De naald rechtop in de huid zetten en de drukknop indrukken. De insuline rustig inspuiten, 10 seconden wachten, naald verwijderen. (individueel kan er een andere techniek gekozen worden, dit is altijd in overleg met je diabetesverpleegkundige).
  9. Naald in de naaldcontainer doen.

Voorkeursplaatsen voor insuline injectie:

De opnamesnelheid van de insuline is verschillend vanuit de diverse injectiegebieden. De volgorde van snelle en minder snelle opname is: buik, armen, benen en billen. Hiermee moet je dus rekening houden met de werking van de insuline.

Afspraak:
Snelwerkende insuline in de buik
Langwerkende insuline in been/bil
Bovenarm heeft geen voorkeur bij kinderen.

Bij kinderen komt het voor dat ze niet genoeg “buik”(vet) hebben om in te spuiten of ze vinden het minder fijn om zichzelf in de buik te injecteren. In dat geval start je met alleen in benen en billen te spuiten.

Waar kun je precies spuiten:
Buik: gehele buik, 5 cm rondom de navel vrijhouden
Benen: boven-buitenkant van de bovenbenen, waarbij je een handbreedte boven de knie moet vrijlaten.
Billen

De plaats waar je gaat injecteren moet je elke keer wisselen om “spuitplaatsen” te voorkomen. Door veelvuldig op dezelfde plaatsen te injecteren kan er namelijk “lipohypertrofie” ontstaan waardoor de werking van de insuline onbetrouwbaar wordt. Maak evt. gebruik van rotatiekaarten, verkrijgbaar in het ziekenhuis.

Aandachtspunt:
Na het injecteren kan er een druppeltje bloed of insuline terugkomen. Hier hoef je niets mee te doen. Komt dit vaker voor dan kun je overleggen met de Kinderdiabetesverpleegkundige.