De uitspraak “meten is weten” gaat zeker op met diabetes. Iedereen heeft een wisselende dagindeling met beweging en slapen, als kind ben je continu in ontwikkeling. Hierdoor kunnen de glucosewaarden meer schommelen dan bij bijvoorbeeld volwassenen. Door vaak te meten, weet je hoe het met de glucosewaarde in het bloed is en kun je hierop reageren. Het streven blijft naar een glucosewaarde tussen de 3,9 en 8 mmol om de kans op late complicaties te verkleinen. In het dagelijkse leven zullen er altijd schommelingen zijn, omdat er meerdere factoren bepalend zijn voor de glucosewaarden op dat moment. Bijvoorbeeld door verschillende activiteiten, maar de glucosewaarden kunnen ook gaan schommelen door oorzaken waar je minder controle over hebt zoals stress of door hormonen.
Er zijn diverse soorten bloedglucosemeters verkrijgbaar, in overleg met de diabetesverpleegkundige kun je zien welke meter het beste bij je past. In de handleiding van de meter staat welke mogelijkheden er zijn en hoe deze zijn te bedienen. Elke meter heeft een geheugen voor vele metingen, om optimaal voor je diabetes te zorgen is het belangrijk om inzicht in deze gegevens te krijgen. Dit kan door de bijbehorende software om de 2 tot 4 weken uit te lezen of je schrijft de glucosewaarden op in een glucosedagboekje. Je kunt hierdoor een trend ontdekken waar je altijd te laag of te hoog uitkomt met je glucosewaarde.
Wanneer je bijvoorbeeld voor elke lunch een te lage glucosewaarde krijgt, dan kun je de insuline van de ochtend verminderen om herhaling van hypo’s te voorkomen.
Naast het meten met een bloedglucosemeter, kun je je glucosewaarden volgen met behulp van een sensor. Met een sensor worden de glucosewaarden continu gemeten.
Er bestaan 2 soorten sensoren:
Flash Glucose Monitoring (FGM): Hierbij kun je de glucosewaarde aflezen door te scannen met je telefoon of een aparte scanner. Een voorbeeld van een FGM is de Free Style Libre 2.
Continue Glucose Monitoring (CGM): Hierbij stuurt de sensor continu glucosewaarden naar je reader, telefoon of insulinepomp. Voorbeelden van sensoren zijn: Dexcom, Free Style Libre 3, Guardian.
Bij het meten via FGM en CGM moet je er rekening mee houden dat de waarde die je sensor meet, vaak afwijkt van de waarde die je bloedglucosemeter meet. De sensor loopt gemiddeld 5 a 10 minuten achter. Dit komt doordat een sensor niet in het bloed meet, maar in het onderhuidse weefselvocht. Ook hebben zowel de sensor als de meter vaak een bepaalde standaardafwijking, als deze beiden in een andere richting afwijken kan het verschil groot lijken.
Op zowel een CGM als een FGM zijn alarmen in te stellen, zodat je gewaarschuwd wordt bij hoge of lage waarden. Daarnaast wordt er bij een waarde aangegeven welke kant de waarde opgaat; naar beneden, naar boven of stabiel.
