Hyperglykemie

Bij een hyperglykemie (hyper) is er te veel glucose in je bloed. De bloedglucosewaarde is te hoog. Om de hoge waarde te corrigeren, gebruik je het bijspuitschema en volg je de adviezen. Soms merk je zelf dat je te hoog zit (zie plaatje). Je kunt het ook meten door je bloedglucose te controleren.

Wanneer kun je een hyperglykemie krijgen?

Hoe herken je een hyper?

De volgende signalen kun je krijgen als je bloedglucose te hoog wordt Je zult zelf gaan ervaren wat bij je lichaam past, vaak voel je de signalen pas bij een veel hogere glucosewaarde. Is je bloedglucose tussen de 8 en 15 mmol dan zal je lichaam niet echt signalen geven, hiervoor is het dan weer belangrijk dat je regelmatig je bloedglucose controleert. Een belangrijk signaal is vaak ook de wisseling in je stemming/humeur, een hogere bloedglucose kan je meer prikkelbaar maken. In het plaatje zie je verschillende kenmerken van een hyper.

Braken kan een signaal van je lichaam zijn dat je een ernstig tekort aan insuline hebt, hiervoor is behandeling nodig. Overleg met je Kinderdiabetesteam of dienstdoende kinderarts welke stappen je moet ondernemen.

BRAKEN = BELLEN !!

Correctie advies bij een hyperglykemie

De kinderdiabetesverpleegkundige of kinderarts zal in eerste instantie uitleg geven over de correctie bij een hyperglykemie.
De correctiefactor wordt berekend vanuit het dagtotaal aan insuline. Hoe meer insuline er gebruikt wordt per 24 uur, hoe meer insuline er nodig is om een hoge glucosewaarde te verlagen. Waarschijnlijk is dit elke dag wel anders. Daarom neem je van ongeveer 7 dagen het gemiddelde van de dagtotalen.
Extra insuline is nodig vanaf een glucosewaarde van 8 mmol/l. De streefwaarde is 5 mmol/l.
Bij gebruik van een insulinepomp kun je de dagtotalen teruglezen in de pomp.

De manuele pomp heeft de correctiefactor in de pomp staan en geeft advies hoeveel eenheden dat moeten zijn. Bij Hybrid Closed Loop pomp heeft de pomp zelf al vaak meer basale insuline of correctiegegevens.

De correctiefactor wordt berekend vanuit de volgende formule:
100 gedeeld door totale dagdosis insuline = hoeveelheid mmol/l glucosedaling per eenheid snelwerkende insuline.
Afhankelijk van de leeftijd kan er door het Kinderdiabetesteam van afgeweken worden.

Voorbeeld
100:78 ( gemiddelde dagdosis) = 1,3 mmol/eh
Correctiefactor = 1 eenheid insuline laat de bloedsuiker ongeveer 1,3 mmol zakken.

Daarna is te berekenen hoeveel insuline nodig is om streefwaarde te bereiken. De streefwaarde die we meestal willen bereiken is 5 mmol.

(Huidige waarde – streefwaarde) / correctiefactor  = eenheid insuline voor correctie.

Correctiefactor
Bijv. 25 – 5 = 20÷1,3 = ±15 EH insuline.

Dus als je een waarde van 25 mmol/l hebt, wil je terug naar 5 mmol/l. Dit is een verschil van 20 mmol/l. Als je op 1 EH insuline 1,3 mmol/l zakt, betekent dit dat je 15 EH insuline moet bijspuiten om op 5 mmol/l te komen.

Belangrijk is om altijd 1 ½ á 2 uur na de correctie je glucosewaarde te controleren om te kijken of de correctie voldoende effect heeft gehad.

Deze richtlijn is berekend uit een formule waarbij er in de praktijk gekeken moet worden of deze goed bij je past. Voordat er een correctie gegeven wordt moet er rekening gehouden worden met het verloop van de dag. Bijvoorbeeld door beweging.

Enkele aandachtspunten

Als er vragen zijn, neem dan contact met je Kinderdiabetesteam.